Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Personeelswet PTT Nederland NV

 

Artikel 5
1
Met ingang van de overgangsdatum verkrijgt een personeelslid met wie een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gesloten, aanspraken jegens een door de NV PTT aan te wijzen instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid sub b dan wel c, van de Pensioen- en Spaarfondsenwet (Stb. 1952, 275), die in totaliteit in elk geval gelijkwaardig zijn aan die welke dit personeelslid op de laatste dag van de kalendermaand voorafgaand aan de overgangsdatum heeft jegens het Algemeen burgerlijk pensioenfonds krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1986, 540) en neemt de aangewezen instelling de daarmee verband houdende verplichtingen op zich.
2
De aanspraken die een personeelslid op wie het eerste lid van toepassing is, toekomen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet, met uitzondering van de aanspraken die voor de overgangsdatum geldend zijn gemaakt of geldend gemaakt hadden kunnen worden, vervallen op de overgangsdatum, evenals de daaruit voortvloeiende verplichtingen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds jegens dit personeelslid.
3
Het gestelde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het personeelslid als bedoeld in artikel 4, vierde lid, met dien verstande dat de bedoelde aanspraken ontstaan respectievelijk vervallen met ingang van de dag waarop hij in dienst treedt bij de NV PTT.
4
De directie van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds draagt aan de in het eerste lid bedoelde instelling een deel van het vermogen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds over. De overdrachtssom zal bepaald worden op basis van de lasten-en-baten-methode, waarbij het te hanteren premiepercentage wordt berekend op basis van een sluitende balans van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds per ultimo van het boekjaar voorafgaande aan de oprichting van de NV PTT. Het aldus berekende bedrag zal vermenigvuldigd worden met 1,045. Het over te dragen vermogen zal hetzelfde rendementspotentieel hebben als het bij het Algemeen burgerlijk pensioenfonds achterblijvende deel.
5
De aanspraken die aan het personeelslid uit hoofde van zijn voormalige dienstverband bij de overheid bij arbeidsongeschiktheid toekomen krachtens de artikelen 42 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (Stb. 1931, 248), artikel 32c van het Arbeidsovereenkomstenbesluit (Stb. 1931, 354) en artikel E1 van de Algemene burgerlijke pensioenwet vervallen met ingang van de datum waarop de arbeidsovereenkomst, die op basis van het aanbod als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gesloten, van kracht is geworden.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •